Het merendeel van de euthanasieverzoeken wordt uitgevoerd door huisartsen. Of, zoals voorzitter van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie Jacob Kohnstamm, vaak benadrukt: ‘artsen verlénen euthanasie’. Dit verlenen van euthanasie is iets wat niemand onberoerd laat. Na de uitvoering van een euthanasie maakt een arts hiervan melding bij de gemeentelijke lijkschouwer en gaat er – via de GGD – een verslag naar de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE).
De RTE oordeelt aan de hand van de wet en de Euthanasiecode of de arts aan alle zorgvuldigheidseisen heeft voldaan. Daarbij is door de wetgever aan de arts expliciet een beoordelingsruimte gelaten.
De vragen die bij de beoordeling van de melding centraal staan, zijn: heeft de arts in redelijkheid tot de overtuiging kunnen komen dat de patiënt de euthanasie vrijwillig en weloverwogen verzocht? Kon de arts bij deze patiënt in redelijkheid tot de overtuiging komen dat sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden? Daarnaast is de
KNMG/KNMP-richtlijn ‘Uitvoering euthanasie’ leidend voor de beoordeling of de uitvoering medisch zorgvuldig is geweest. De terugkoppeling van de uitkomst van de beoordeling vindt meestal plaats binnen een maand nadat de RTE de melding van de arts heeft ontvangen.
Tekst gaat verder onder de video: