31 mei 2021 -
In mei 2015 adviseerde de Commissie Hoofdbehandelaarschap GGZ (de Commissie-Meurs) om in de GGZ voortaan de term regiebehandelaar te gebruiken. Hiermee maakte de commissie duidelijk dat het hoofdbehandelaarschap niet alleen gaat over de inhoud, maar ook over de regie en coördinatie van de behandeling.
In januari 2017 werd het regiebehandelaarschap geregistreerd in het model kwaliteitsstatuut voor de GGZ. Op 1 januari 2020 verscheen de tweede versie van dit model. De GGZ loopt hierin voorop. Sinds januari 2021 is er ook sprake van
regiebehandelaarschap in de somatische zorg.
Vastgelegd in kwaliteitsstatuut voor de GGZ
De taken en verantwoordelijkheden van het regiebehandelaarschap in de GGZ zijn gedetailleerd uitgewerkt in het model kwaliteitsstatuut voor de GGZ. Belangrijk uitgangspunt is dat de patiënt zelf in staat wordt gesteld maximale regie te voeren over de behandeling. Een ander belangrijk aspect is dat zorgverleners in de GGZ werken binnen het netwerk van het gehele sociale domein. Hierdoor kan ook afstemming nodig zijn met zorgaanbieders van een andere instelling.
In het model kwaliteitsstatuut voor de GGZ is het volgende vastgelegd:
- welke beroepsbeoefenaren regiebehandelaar mogen zijn;
- wie een diagnose mag stellen;
- hoe de continuïteit en de samenhang van de zorgverlening wordt bewaakt;
- wanneer overleg met de patiënt moet plaatsvinden;
- wie op de hoogte mag worden gebracht van de voortgang van de behandeling;
- wie het aanspreekpunt voor de patiënt en diens naasten kan zijn.
Inzichten uit de praktijk
1) Regie voeren om onrust en spanning te voorkomen is essentieel
Regie binnen de behandeling is een fundamentele taak. Hiermee kan onrust en spanning worden voorkomen binnen de behandeling en dat acht het Tuchtcollege binnen de GGZ essentieel. Onderstaand voorbeeld uit de praktijk laat dat zien. In dit voorbeeld rekent het tuchtcollege het de GZ-psycholoog aan dat deze tekortschiet op dit punt en legt een berisping op. Praktische bezwaren, die tot grotere drukte hadden geleid, maakten dit oordeel niet anders.
Voorbeeld uit de praktijkEen GZ-psycholoog had een patiënt in behandeling voor schematherapie. De behandelaar overleed. Een andere GZ-psycholoog nam de patiënt over, maar zag de patiënt niet zelf. Vanwege grote drukte werd de patiënt gezien door een psycholoog in opleiding, maar die kon voortzetting van de door patiënt gewenste schematherapie niet bieden. Na drie contacten plande de psycholoog in opleiding een gezamenlijk gesprek met de regiebehandelaar erbij. Het Tuchtcollege oordeelde op 6 november 2020
dat de GZ-psycholoog als regiebehandelaar een aantal dingen had nagelaten:
- patiënt niet zelf gezien, pas bij het vierde contact
- geen diagnose gesteld of de gestelde diagnose herbeoordeeld
- geen nieuw behandelplan opgesteld
- onduidelijkheid laten bestaan voor de patiënt of de psycholoog in opleiding bevoegd en bekwaam was voor de door de patiënt gewenste schematherapie